We zien een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die de komende jaren betekenis hebben voor onze opgaven. De belangrijkste beschrijven we in dit hoofdstuk. In het volgende hoofdstuk laten we zien wat deze ontwikkelingen van ons vragen in 2019 en in de volgende coalitieperiode.

1. Structurele veranderingen in de fysieke leefomgeving

Onder invloed van de opwarming van de aarde, uitputting van grondstoffen en fossiele brandstoffen en afnemende biodiversiteit tekenen zich structurele veranderingen (transities) in de fysieke leefomgeving af. Deze ontwikkelingen, die we in de vorige Perspectiefnota hebben benoemd, zetten de komende jaren door. Er is sprake van een grote en langdurige impact op de economie, de leefbaarheid en de fysieke omgeving, ook in onze provincie. Ze leiden daarmee tot een trendbreuk in nationaal en regionaal beleid. Het gaat hierbij om:

  • Energietransitie (klimaatmitigatie): reduceren van de CO2-uitstoot door verduurzaming van de energievoorziening, van verkeer en vervoer, van de landbouw en van het landgebruik;
  • klimaatadaptatie: het klimaatbestendig maken van onze leefomgeving;
  • circulaire economie: zuinig omgaan met grondstoffen en hergebruik; vergroenen én verdienen;
  • verduurzaming van het landelijk gebied: versterking van natuur en biodiversiteit, verduurzaming van Agro&Foodketens;

De vier transities zijn niet los van elkaar te zien. Ze zijn alle vier gericht op duurzamer omgaan met de aarde, zowel ten aanzien van brandstoffen (energietransitie), het omgaan met extremen (klimaatadaptatie), grondstoffen (circulaire economie) en de natuur (verduurzaming landelijk gebied). Naast de vier transities zien we toenemende maatschappelijke aandacht voor gezondheid en een gezonde omgeving  (fijnstof, intensieve veehouderij, gezonde en groene steden).

Het vormgeven van deze transities vraagt een grote maatschappelijke en bestuurlijke inspanning. Niet alleen omdat de uitdagingen groot zijn, maar ook vanwege het grote aantal betrokken partijen (overheden, bedrijfsleven, bewoners) en de vele belangen. Voor de provincies zien we een belangrijke rol weggelegd bij het verbinden van internationale en nationale vraagstukken aan regionale opgaven en belangen en het zorgen voor een samenhangende aanpak die zich vertaalt in omgevingsvisies.

Het kabinet heeft ambitieuze doelstellingen geformuleerd ten aanzien van de transities. De decentrale overheden hebben het Rijk met ‘Naar een duurzaam Nederland’ een ambitieus aanbod gedaan. In het kader van het dit voorjaar gesloten Interbestuurlijk Programma (IBP) werken Rijk en decentrale overheden samen aan de ontwikkeling van strategieën en programma’s voor deze transities.

2. Economische cyclus

Nederland bevindt zich in een hoogconjunctuur. De vraag is hoe lang die aanhoudt. Er zal ook weer een periode komen met een afkoelende economie en afnemende groei. Daar moeten we in ons beleid rekening mee houden.

Belangrijke risico’s voor onze open economie zijn de effecten van de Brexit, de inperking door de Europese Centrale Bank van de steun aan Europees bankverkeer en dreigende handelsconflicten met de VS en China. Deze ontwikkelingen raken mogelijk belangrijke Overijsselse exportsectoren als Agro & Food en de maakindustrie.

De toenemende eis om CO2-arm te produceren vraagt stevige inspanningen van de industrie: energietransitie, circulair maken van materiaalstromen en nieuwe verdienmodellen. Deze uitdagingen, aangevuld met de voedsel- en klimaatopgave, bieden ook veel innovatiekansen, juist in een ‘maakprovincie’ zoals Overijssel. De ontwikkeling van kennis en innovaties zal, ook in het rijksbeleid, meer gericht worden op deze grote transities.

Noordwest-Overijssel en Twente hebben een in toenemende mate verschillend economisch profiel, zoals ook blijkt uit ons onderzoek De Kracht van Oost Nederland. Dit vraagt om een verschillende aanpak van internationalisering, innovatie, digitalisering en vestigingsklimaat in de twee gebieden.

Noordwest-Overijssel is één van de sterkst gegroeide economische regio’s in Nederland met nauwe verbindingen met de noordvleugel van de Randstad. Informatie- en persoonsgerichte dienstverlening, zoals de vrijetijdseconomie en groothandel, maar ook de Agro & Food sector zijn hier sterk ontwikkeld.

Twente behoort met zijn technische universiteit tot de drie regio’s in Nederland waar het bedrijfsleven het meest investeert in onderzoek en ontwikkeling in de hightech-maakindustrie. Twente heeft veel relaties met Duitsland, met Zuidoost-Brabant (Brainport) en Nijmegen (medische technologie) en met de buurregio Achterhoek.


Nederland zit in een hoogconjunctuur. Bron: CPB, decemberraming 2017

3. De vierde industriële revolutie

Onze omgeving blijft de komende jaren in hoog tempo veranderen als gevolg van nieuwe digitale technologie. Denk aan kunstmatige intelligentie die menselijke arbeid overneemt, smart mobilty, zelfstandig vliegende drones en 3D-printing. Mondiaal is een data-gedreven economie ontstaan dankzij het toepassen van algoritmes en technologieën zoals sensoren. Bewerking en verwerking van data vormen de basis voor veel nieuwe bedrijvigheid en nieuwe spelers op de markt. Verkiezingen en referenda lijken er door beïnvloed te kunnen worden. Door de kracht van combinaties van nieuwe ontwikkelingen leiden technologische mogelijkheden tot een trendbreuk.

Deze digitaliseringstrend, de ‘vierde industriële revolutie’, biedt kansen om nieuwe middelen in te zetten of onze omgeving anders vorm te geven. Zoals aangekondigd in de Perspectiefnota 2018 hebben we verkenningen uitgevoerd naar de impact van digitalisering op bestuur, op slimme mobiliteit en op de economie en arbeidsmarkt.

  • Bestuur: voor overheden en andere organisaties gaat het allang niet meer om informatie- en communicatietechnologie (ICT) alléén. Door combinatie van technologieën ontstaan in hoog tempo nieuwe mogelijkheden en daardoor nieuwe maatschappelijke vragen, bijvoorbeeld op het gebied van regulering en van privacy. Tegelijkertijd helpen digitale middelen en data ons maatschappelijke vraagstukken op een innovatieve manier aan te pakken.
  • Mobiliteit: slimme mobiliteit, toegenomen connectiviteit en data-uitwisseling gaan zorgen voor nieuwe dienstverleningsconcepten in de mobiliteit en voor efficiënter weg-, water- en spoorgebruik voor goederen- en personenvervoer en mogelijk voor minder aanleg en uitbreiding van wegen.
  • Economie en Arbeidsmarkt: Digitalisering biedt kansen voor bedrijven en werkgelegenheid in diverse economische sectoren, waaronder de slimme maakindustrie. Automatisering gaat ten koste van repetitief werk in de industrie en dienstverlening.

De provincie zal, bijvoorbeeld door experimenten en partnerschappen, voldoende kennis en bewegingsruimte moeten creëren om met gezag te kunnen inspelen op -en sturen in- deze ontwikkeling. Data en kennis van data vormen hierbij een centraal thema.

4. Arbeidsmarkt

Zoals hierboven geschetst neemt het effect van de vierde industriële revolutie (robotisering en automatisering) toe en raakt het vooral repetitief werk in industrie en dienstverlening op MBO-niveau. Naar verwachting verandert twintig procent van de bestaande functies in de komende tien jaar. Om-, bij- en vakscholing blijft belangrijk om de arbeidsbehoefte aan te laten sluiten bij de vraag.

Door de economische groei in Overijssel verwachten we tot 2030 een minstens gelijkblijvende beroepsbevolking van ruim 500.000 mensen. Door de toenemende uitstroom naar pensioen ontstaat een vervangingsvraag die nu al voor knelpunten op de arbeidsmarkt zorgt, met name voor vakpersoneel.

5. Europa

We zien veranderingen in de geopolitieke verhoudingen tussen de machtsblokken China, Europa en Amerika en binnen de Europese Unie. Onzekerheden worden groter en kunnen aanleiding zijn voor een hechter Europees optreden. In dat opzicht verwachten we een toenemend belang van de EU. We beschouwen dit als een min of meer lineaire ontwikkeling. Europees beleid werkt door in regionaal en lokaal beleid op tal van terreinen: landbouw, economische innovatie en onderzoek, migranten en vluchtelingen, energietransitie, circulaire economie, natuur, klimaat, mobiliteit.  

Het Planbureau voor de Leefomgeving constateert dat de stedelijke agglomeratie in Twente, vergeleken met andere grote steden in Nederland, nog onvoldoende fungeert als economische motor. Dit komt mede door de grensligging. Het grensoverschrijdend potentieel van de regio kan beter worden benut. Dit vraagt om het wegnemen van barrières (bijvoorbeeld verschillen in regelgeving) en samenwerking tussen grensregio’s. Het regeerakkoord van Noordrijn-Westfalen, dat de samenwerking met Nederland expliciet benoemt, biedt hiervoor goede aanknopingspunten. Ook de EU onderkent het belang van het wegnemen van drempels en biedt hiervoor mogelijkheden, bijvoorbeeld met de INTERREG-programma’s.  

Door de Brexit wordt de begroting van de EU kleiner. Daarnaast zijn verschuivingen in de begroting van de EU te verwachten. Hierdoor zullen er naar verwachting minder middelen beschikbaar komen voor  fondsen voor bijvoorbeeld grensoverschrijdende samenwerking, innovatie en agrarisch natuurbeheer (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid).  


Onze gunstige geografische ligging tussen Duitse en Nederlandse metropolen en de samenwerking met onze grensregio’s en Duitse buren Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen biedt kansen. (Model Tristate City).

6. Demografische veranderingen

De dubbele vergrijzing -meer en oudere ouderen- krijgt een stevige impact op de beleidsvelden van de provincie. Het CBS verwacht in 2040 acht werkenden op elke tien niet-werkenden. In Overijssel zal dit beeld niet anders zijn. Deze lineaire ontwikkeling zorgt voor een toenemende druk op de arbeidsmarkt en op economische productiviteit en een groeiende invloed op de woningmarkt. Het wordt zaak de jeugd te behouden voor wonen en werken in Overijssel.

De consumptie, de activiteit op de huizenmarkt en het consumentenvertrouwen zijn lager bij ouderen boven 65 jaar. Toegenomen eigenwoningbezit bij ouderen en de rem op verzorgingshuizen zorgt voor stagnatie op de woningmarkt en voor de noodzaak van technische hulpmiddelen (domotica) om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen. Aan de andere kant hebben ouderen wat te besteden en biedt de ‘silver economy’ kansen in zorg, toerisme, horeca en detailhandel.

Naast vergrijzing is in Overijssel ook sprake van een afnemend aantal geboorten. We zien een toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Deze ontwikkelingen leggen een forse druk op het voorzieningenaanbod en op de arbeidsmarkt.

Bij deze ontwikkelingen zien we overigens verschillen tussen de gemeenten in onze provincie. Sommige gemeenten groeien, terwijl andere krimpen.

7. Migratie

Als gevolg van klimaatverandering, conflicten en welvaartsverschillen zullen we ook in de toekomst vluchtelingenstromen houden. Wanneer deze zich voordoen, en wanneer sprake is van een omslagpunt, is vooraf nauwelijks vast te stellen. We kunnen ons wel voorbereiden op een flexibele, goede opvang met draagvlak in de samenleving. De uitdaging is vluchtelingen succesvol te laten integreren en een verbinding te leggen met ons beleid, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsmarkt.   

Migratiestromen: blijvend fenomeen, onder meer door klimaatvluchtelingen

8. Toenemende maatschappelijke tegenstellingen

In een verkenning uit 2017 constateert het Trendbureau Overijssel dat er een reële kans is op verscherping van maatschappelijke tegenstellingen en dat dit vraagt om actie op lokaal en regionaal niveau.
Veranderingen in de maatschappij, zoals globalisering, migratie, digitalisering (inclusief de opkomst van sociale media) zorgen voor ‘winnaars en verliezers’ en kunnen leiden tot toenemende polarisatie, tweedeling en gevoelens van onbehagen. Hoewel de sociale verbanden sterk zijn in Nederland en in Overijssel (‘noaberschap’) ervaren inwoners scheidslijnen tussen allochtonen en autochtonen, arm en rijk, hoog- en laagopgeleiden, tussen ‘het volk’ en ‘de elite’.

Mensen maken zich in toenemende mate zorgen over deze tegenstellingen en de afnemende sociale cohesie. Het gevoel is: ‘met mij gaat het goed, met ons niet’. De verschillen in normen, waarden en opinies uiten zich in felle debatten, bijvoorbeeld over Zwarte Piet en over de komst van vluchtelingen.
Er is een gelijkblijvende (10%) groep inwoners in Overijssel die vanwege gezondheid, langdurige werkloosheid, isolement, migratie-achtergrond, mismatch in opleiding of vaardigheden, of uit eigen keuze niet (meer) deelneemt aan het reguliere arbeidsproces. Deze groep dreigt steeds verder op achterstand te komen, waardoor de sociaaleconomische en culturele ongelijkheid toeneemt.

Het is belangrijk rekening te houden met deze ontwikkeling en te kijken hoe we door sociaaleconomisch en ruimtelijk beleid kunnen werken aan ontwikkelingskansen voor iedereen.

9. Modern bestuur en meervoudige democratie

De lineaire trend van de participatiesamenleving zet door. In een ‘meervoudige democratie’ nemen groepen inwoners zelf initiatieven. Daar willen we als overheid ruimte voor bieden. Onze rol is vooral voorwaardenscheppend, stimulerend en verbindend zoals we hebben laten zien bij bijvoorbeeld de Stadsbeweging en Woonkeuken, de programma’s duurzaamheid en sociale kwaliteit, het nieuwe Natuurbeleid en in experimenten bestuursstijl.

Wel moeten we waken voor een tweedeling. Initiatiefnemers en participanten zijn overwegend hoogopgeleide autochtonen. Lager opgeleiden, migranten, mensen met een licht verstandelijke beperking en sommige ouderen, slagen er minder in hun stem te laten horen, terwijl juist zij het nodig hebben. We moeten voorkomen dat de ongelijkheid tussen groepen toeneemt.

We werken steeds vaker samen in wisselende coalities, niet enkel in vaste geografische verbanden, maar verbonden aan de schaal waarop de opgave speelt. Bijvoorbeeld via de regio-agenda’s en op nationaal niveau bij de grote transities. We vervullen vaak een rol verbonden aan ons organiserend en verbindend vermogen, aan onze wettelijke verantwoordelijkheden, kennis en middelen.


Modern bestuur: in een meervoudige democratie varieert de overheidsrol van ‘geen rol’ (burgers en ondernemers realiseren eigen doelen) tot ‘overheidssturing’ (overheid realiseert eigen doelen).  

10. Vernieuwing overheidsfinanciën
Steeds vaker maken we pakketafspraken met Rijk en regio die we gezamenlijk financieren. Regionale economie en infrastructuur zijn bekende voorbeelden. Deze trend in samenwerken zet door.

Nu het economisch beter gaat, krijgen gemeenten en provincies meer geld via het gemeente- en provinciefonds. Het Rijk ziet die ruimte graag benut voor de uitvoering van het Interbestuurlijke Programma. Voor de financiering van regionale opgaven zijn verschillende vormen denkbaar. Bijvoorbeeld regionaal geldstromen van betrokken overheden bundelen voor activiteiten waarmee overheden op basis van regionale agenda’s aan de slag gaan.

Een aandachtspunt is de in het regeerakkoord aangekondigde verandering in de motorrijtuigenbelasting voor vrachtwagens. Deze kan op den duur invloed hebben op de motorrijtuigenbelasting van de provincies. Ook andere ontwikkelingen, zoals slimme mobiliteit, zijn hierop mogelijk op termijn van invloed.

Met de decentralisatie van sociaal beleid naar de gemeenten nemen de financiële risico’s toe. Voor het investeringsklimaat in de regio’s is het van belang dat overheden aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. Dit vraagt aandacht van de provincie als toezichthouder en medefinancier.