Vervangingsinvesteringen

In de Perspectiefnota 2017 (PS/2016/400) is voor de periode 2020 tot en met 2027 alvast incidenteel € 40 miljoen (acht jaar * € 5 miljoen) gereserveerd voor de vervangingsinvesteringen in wegen en kunstwerken. Dit is volgens de huidige reservering die voor deze coalitieperiode al is getroffen van € 5 miljoen per jaar tot en met 2019. Deze reservering is minimaal nodig voor de periode 2020 -2027. Ook na 2027 zal minimaal € 5 miljoen benodigd zijn voor de vervangingsinvesteringen. Vanwege de positieve ontwikkeling in de structurele ruimte in het budgettair perspectief is het nu mogelijk om de structurele opgave van de vervangingsinvesteringen ook te voorzien van structurele dekking. Daarom stellen wij voor vanaf 2020 structureel € 5 miljoen beschikbaar te stellen voor de vervangingsinvesteringen. De incidentele reservering van € 40 miljoen voor de periode 2020-2027 kan dan vrijvallen naar de Algemene middelen, aangezien deze opgave vanaf 2020 structureel wordt gedekt.

Vanaf 2020 zijn extra middelen benodigd voor de vervangingsinvesteringen in vaarwegen. Deze middelen zijn benodigd voor de vervanging van de oeverconstructie van kanaal Almelo – De Haandrik. Het kanaal is 33 km lang waarvan de oever bestaat uit betonnen en stalen damwand die zowel een wateraanvoer, waterkerende als vaarwegfunctie heeft. Kanaal Almelo – De Haandrik is in jaren ’50  aangelegd. De damwand is ontworpen en aangelegd voor een periode van 40 – 70 jaar. Deze spreiding is gekozen omdat de degeneratie van de damwand afhankelijk is van materiaal en omgevingsomstandigheden. Uit de Lange Termijn Asset Planning (LTAP) en uit nader onderzoek komt naar voren dat de oeverconstructie van kanaal Almelo – De Haandrik vervangen moet worden. Tot en met 2019 is de dekking hiervoor geregeld. Voor de periode 2020-2030 is structureel € 3 miljoen per jaar benodigd.

In totaal stellen wij voor om vanaf 2020 structureel € 8 miljoen beschikbaar te stellen voor de vervangingsinvesteringen in wegen, kunstwerken en vaarwegen en de incidentele reservering van € 40 miljoen voor de periode 2020-2027 vrij te laten vallen.

Formatie groene wetten

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden en zijn bevoegdheden gedecentraliseerd naar de provincie. Concreet gaat het om taken op gebied van vergunningverlening en handhaving ter bescherming van houtopstanden (bossen en rijenbeplantingen), soorten- en gebiedsbescherming. In 2017 hebben we met name op de taak soortenbescherming ervaring opgedaan. De vaste formatie was beperkt en we hebben vooral tijdelijk personeel ingezet. Dit hebben we gedekt uit incidentele middelen.

Inmiddels hebben wij helder hoeveel capaciteit er in 2018 nodig is om dit structurele werk uit te voeren. Wij vinden het voor de toekomst (vanaf 2018) wenselijk de benodigde capaciteit structureel in te vullen, mede omdat hiermee de continuïteit en kennis wordt geborgd. Dit strookt ook met het principe in de meeste recente cao dat vast werk door vaste mensen moet worden gedaan. Verder willen we nadrukkelijk aangeven dat de werkvoorraad op gebied van vergunningverlening en toezicht zich exponentieel ontwikkelt. Gemelde illegaliteiten op gebied van soortenbescherming vragen een grotere inzet dan voorzien. Een grotere bekendheid met de regelgeving bij burgers, ondernemers en overheden zal leiden tot meer werkzaamheden. We sluiten niet uit dat in 2019 opnieuw uitbreiding nodig zal zijn om de wettelijke taken uit te voeren.

Vergunningverlening
Voor de nieuwe taken op gebied van vergunningverlening Wet natuurbescherming is 3 fte formatie benodigd. De helft ervan kunnen wij dekken binnen bestaande formatie. Wij stellen u daarom voor om voor de andere 1,5 fte de personeelsgebonden kosten structureel te verhogen met € 109.000. Voor een belangrijk deel van de nieuwe taken geldt dat wij voor deze nieuwe taken geen leges kunnen heffen zodat deze uitbreiding van formatie gedekt moet worden ten laste van de algemene dekkingsmiddelen.  Deze werkzaamheden bevatten onder andere verklaringen van geen bezwaar, adviezen, (voor)overleggen, beleidsvorming en dergelijke.

Handhaving
Voor de nieuwe taken op gebied van het toezicht en de handhaving Wet natuurbescherming is 2 fte benodigd. Deze formatie kan gedekt worden met budget dat het Rijk beschikbaar heeft gesteld. Ter dekking van deze lasten stellen wij voor €132.000 programmageld om te zetten naar personeelsgebonden kosten.

Coördinatie
De coördinatie voor groene handhaving (Wet natuurbescherming) zoals wij die in IPO-verband met het Rijk hebben afgesproken, is onvoldoende ingeregeld. Het Rijk heeft hiervoor in het verleden budget beschikbaar gesteld, maar deze financiering is gestopt. De coördinator is verantwoordelijk voor het maken van afspraken met andere organisaties, particuliere BOA’s en de milieupolitie over opleiding, inzet, registraties ed. illegale en ongewenste activiteiten in het buitengebied vragen om een intensievere samenwerking en afstemming tussen provincie en andere organisaties met BOA’s. Wij stellen u dus voor hiervoor € 36.000 personeelsgebonden kosten beschikbaar te stellen.

Voorstel
Voor de structurele uitbreiding vanaf 2018 stellen wij u voor om structureel een bedrag van € 145.000 uit de algemene middelen beschikbaar te stellen alsmede akkoord te gaan met een omzetting van € 132.000 programmageld naar personeelsgebonden kosten.

Verbijzonderende interne controle
Wij zijn verplicht zorg te dragen voor de interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van financiële beheershandelingen. De provincie Overijssel geeft hieraan onder andere invulling door de (jaarlijkse-) uitvoering van de verbijzonderde interne controle (VIC). De werkzaamheden en rapportages van de VIC worden eveneens door de accountant gebruikt voor haar accountantscontrole. Strenger toezicht op de accountant door de AFM heeft geleid tot aanvullende eisen die door de accountant aan de VIC zijn gesteld. Dit heeft ertoe geleid dat de VIC medewerkers structureel meer moet testen en vastleggen, posten diepgaander moet controleren en een grotere interne controle deskundigheid moeten hebben. De kosten van met name externe inhuur die gemoeid is met de ondersteuning, begeleiding en doorontwikkeling van de VIC zijn hierdoor structureel op een hoger niveau komen te liggen. Hierdoor is er een budgetspanning ontstaan.

Wij stellen u voor om vanaf 2018 een bedrag van € 75.000 structureel beschikbaar te stellen voor de verbijzonderde interne controle.

Vervanging verkeerstellers en stroomaansluitingen
Informatie over het gebruik van de Overijsselse wegen is een belangrijke pijler onder het mobiliteitsbeleid. De provincie Overijssel meet dagelijks de verkeersintensiteiten, hoeveelheid vrachtverkeer en de rijsnelheden op een groot aantal meetpunten langs provinciale wegen. Een deel wordt permanent gemeten (52 locaties) en een deel periodiek (183 locaties). De metingen vinden plaats door middel van detectielussen in de weg die verbonden zijn met telkasten en telapparatuur langs de kant van de weg. Dit is momenteel de beste meetmethode om de vereiste informatie betrouwbaar en accuraat te verzamelen.

Veel apparaten en voorzieningen zijn dermate verouderd en in dusdanige staat dat het uiterst onzeker is of er met het huidige areaal nog vijf jaar doorgemeten kan worden. Het gaat om 26 verkeerstellers en 20 stroomaansluitingen. De vervanging vraagt circa € 190.000.
Bij de jaarrekening is een voorstel gedaan om het positieve saldo van de budgetten van  Beleidsinformatie over 2017 ad € 114.000,- hiervoor beschikbaar te stellen voor het jaar 2018. Wij vragen u nu om incidenteel bij de Perspectiefnota € 76.000,- beschikbaar te stellen voor 2018, zodat we alle 26 verkeerstellers en de 20 stroomaansluitingen in één keer vervangen kunnen worden. Dit bespaart twee keer aanbesteden, zorgt voor 1 systeem en levert waarschijnlijk inkoopvoordelen op.

De vervanging van de overige apparatuur en stroomvoorzieningen zal tussen 5 a 10 jaar noodzakelijk zijn. Het besluit over die vervanging kunnen we nog 2 a 3 jaar uitstellen. Dan is het duidelijker of die vervanging nodig is of dat we dan met andere technieken, zoals big data, beter en/of goedkoper kunnen meten.

Wij stellen u voor om een bedrag van € 76.000 incidenteel beschikbaar te stellen voor de vervanging van de verkeerstellers en stroomaansluitingen en toe te voegen aan de jaarschijf 2018 van prestatie 7.3.3 van de begroting 2018.

Effecten herijking prognose model

Op 3 juli 2013 hebt u het statenvoorstel PS/2013/412 “Samen verder aan de slag met de EHS‟ vastgesteld, de uitvoeringsreserve NNN (Natuurnetwerk Nederland, voorheen EHS) ingesteld en deze met provinciale middelen gevuld en een aantal uitvoeringskaders vastgesteld. U hebt in aansluiting daarop op 13 november 2013 kennis genomen van de beschikbare rijksmiddelen. In dat perspectief bent u de verplichting aangegaan om de ontwikkelopgave NNN uit te voeren binnen de landelijke en interprovinciale kaders (commissie-Jansen). In het statenvoorstel PS/2014/62 “Uitvoeringsreserve EHS” zijn de spelregels voor de sturing, beheersing en verantwoording van de uitvoeringsreserve NNN aan u voorgelegd. Daarnaast is in dit voorstel de dekking voor de prognose van de ontwikkelopgave EHS/Natura 2000/PAS en het beheer en uitvoeringskosten gegarandeerd tot en met 2021.

Conform het Statenvoorstel ‘Uitvoeringsreserve EHS’ hebben wij de vierjaarlijkse evaluatie van de Ontwikkelopgave uitgevoerd. Wij organiseren een technische sessie om u hierin mee te nemen. De nieuwe uitvoerde herijking van het prognose model leert dat met strak aan de wind (blijven) varen het nog steeds mogelijk lijkt om de opgave uit te voeren binnen het in 2013 beschikbaar gestelde financiering. De risicoreservering die daarbij wordt berekend daalt via die methode van circa € 63 miljoen naar € 38 miljoen. Er blijft ook nog een vijftal PM-posten die, net als in het prognosemodel 2014, moeilijk te kwantificeren zijn. Wij gaan uit van de positieve effecten van de scherpere manier van werken op het saldo; de precieze omvang van die effecten wordt in het komend jaar duidelijk.

In de Perspectiefnota 2013 is de ontwikkelopgave deels gedekt vanuit structurele budgetten. In de kostenraming zijn deze structurele budgetten tot en met 2021 ingezet ter dekking van de ontwikkelopgave. In 2021 is daarmee de volledige financiering van de incidentele opgave in de reserve NNN gerealiseerd. Wij schatten de structurele lasten voor beheer van de bestaande en nieuwe natuur en de uitvoeringskosten op  basis van de huidige uitgangspunten € 30 miljoen in 2022 oplopend naar € 36 miljoen in 2032. Het beheer is inclusief de uitbreiding als gevolg van de Ontwikkelopgave, maar exclusief toeslagen voor varen, riet, toezicht, extra kwaliteit en faunabeheer.

De structurele lasten worden gedekt vanuit de structurele budgetten die destijds beschikbaar zijn gesteld. Als gevolg van het realiseren van de volledige financiële dekking van de Ontwikkelopgave in 2021 loopt de extra structurele toevoeging aan de Reserve NNN af. Hierdoor komt vanaf 2022 € 19 miljoen aflopend tot structureel € 13 miljoen in 2032 beschikbaar voor de algemene middelen. Door de hierboven genoemde onzekerheden en de keuzes die nog worden gemaakt, zullen wij mogelijk genoodzaakt zijn u in de komende jaren aanvullende voorstellen voor te leggen ten laste van de ruimte die vanaf 2022 beschikbaar komt.

Instellen budget Kansen voor Overijssel
De samenwerkingskansen met het Rijk en in de regio’s vragen de komende jaren om cofinanciering van ons. De ambitie om de samenwerkingskansen te verzilveren is hoog. Zoals benoemd in hoofdstuk 2 zien we voor op korte termijn al concrete kansen op het gebied van Fotonica, Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT), Scholingsfondsen, Mineral Valley, de Groene eiwittransitie en toekomstgerichte erven. Daarnaast verwachten we mogelijkheden tot cofinanciering rondom onder meer de Gebiedsagenda Oost Nederland, Energietransitie, Klimaatadaptatie en Circulaire economie.

De samenwerkingskansen met het Rijk en in de regio’s vragen de komende jaren om cofinanciering van ons. Onze ambitie om de samenwerkingskansen te verzilveren is hoog. Om snel en blijvend hierop in te kunnen spelen stellen wij voor om incidenteel (€ 150 miljoen) en structureel (€ 15 miljoen per jaar) middelen te reserveren voor deze kansen. Deze middelen storten we in de bestaande Algemene reserve KvO. Vanuit die reserve kunnen via aparte Statenvoorstellen de 'Kansen voor Overijssel' worden gefinancierd.

Ondersteuning vrijwilligers natuurbeleid
Zoals aangekondigd in het investeringsvoorstel Natuurbeleid (PS/2017/833) willen we investeren in de ondersteuning van vrijwilligers, de zogenoemde tellers (van soorten), vertellers (over de natuur) en herstellers (van het landschap). Het beroep dat het nieuwe natuurbeleid op vrijwilligers doet neemt toe en draagt bij aan sociale kwaliteit. Dat betekent dat ook de ondersteuningsbehoefte (zoals opleiding en het beschikbaar stellen van materialen) groter is. Tot en met 2018 is incidenteel € 250.000 beschikbaar per jaar. Om vanaf 2019 op structurele basis aan de grotere ondersteuningsbehoefte te kunnen voldoen, vragen wij u structureel € 400.000 vanuit de algemene middelen beschikbaar te stellen.

Advies Commissie Jansen – Zeeland

De provinciebesturen hebben in 2017 de tijdelijke commissie onder leiding van de heer G.J. Jansen verzocht een onderzoek te doen naar de financiële problematiek van Zeeland. De aanleiding hiervoor was de "weeffout" in het verdeelmodel (dat per 1 januari 2017 in werking is getreden) omtrent de wijze waarop de Overige Eigen Middelen (OEM) voor de provincie Zeeland hierin vertaald zijn. Uitsluitend bij Zeeland is de waarde van de aandelen gebaseerd op de dividendinkomsten in één peiljaar, het (uitzonderlijk hoge) dividend in 2008. De commissie ziet met name in de unieke positie van Zeeland bij de bepaling van de OEM in het provinciefonds een reden om tijdelijk, dat wil zeggen voor drie jaar extra middelen voor Zeeland beschikbaar te stellen.

Teneinde de snelheid in het proces van wetsvaststelling van het nieuwe (huidige) verdeelmodel te houden is in 2016 besloten dat dit geen aanleiding vormde de unanimiteit te verbreken, mits in de navolgende periode een (tijdelijke) oplossing hiervoor kan worden gevonden.
In januari 2018 is het rapport van de commissie “Financiële Problematiek Provincie Zeeland” aan de provinciebesturen aangeboden. In afwachting van de  volgende herijking van de systematiek  heeft de commissie-Jansen II  een tijdelijke oplossing gevonden voor de hierboven genoemde weeffout in het huidige verdeelmodel voor het Provinciefonds.

Het IPO-bestuur heeft op 25 januari ingestemd met de voorgestelde oplossing van de commissie die zich richt op een tijdelijke,  drie jaar durende bijdrage aan Zeeland door de elf overige provincies en een eigen bijdrage van Zeeland. Het Rijk heeft zijn bijdrage aan de oplossing van de financiële problematiek van Zeeland geleverd middels een bijdrage van € 27,7 miljoen aan de sanering van het voormalige Thermphos terrein.
Het bestuur van het IPO heeft daarbij met instemming kennis genomen van het voornemen van het provinciebestuur van Zeeland de motorrijtuigenbelasting te verhogen. Dit is voor ons (en van de andere 10 provincies) de voorwaarde om in te stemmen met onze financiële bijdrage.

De tijdelijke bijdrage van andere provincies ter aanvulling van de uitkering provinciefonds voor Zeeland bedraagt in totaal € 6,7 miljoen per jaar voor een periode van drie jaar (2018, 2019 en 2020).  De verdeling van de tijdelijke bijdrage over de andere provincies vindt plaats naar rato van eigen vermogens van de provincies. Voor de provincie Overijssel betekent dit een jaarlijkse bijdrage van € 0,9 miljoen.  

Wij stellen u voor € 0,9 miljoen per jaar beschikbaar te stellen voor de jaren 2018, 2019 en 2020 voor het repareren van de “weeffout” in het verdeelmodel.

Grondwaterkwaliteit

Als onderdeel van het 6e actieprogramma Nitraat zijn de afspraken, vastgelegd in een Bestuursovereenkomst tussen Rijk, provincies, LTO en de drinkwaterbedrijven over aanvullende (vrijwillige) maatregelen om te komen tot het verbeteren van de grondwaterkwaliteit  in 40 grondwaterbeschermingsgebieden in Nederland. Hiervan liggen er 6 in Overijssel. Doel van deze gezamenlijke inzet is om agrariërs te begeleiden om door middel van bedrijfsgerichte maatregelen de nitraatbelasting van het grondwater in deze 6 gebieden te  laten terugdringen én waar mogelijk een positief financieel bedrijfsresultaat te realiseren. De agrariër wordt via gerichte begeleiding en monitoring ondersteund om zijn bedrijfsvoering effectief en efficiënt aan te passen. De kosten van alle bedrijfsmaatregelen worden gedragen door de agrariër zelf. De kosten van de begeleiding en monitoring van resultaten worden gedragen door het Rijk, de provincie en het waterleidingbedrijf. Elk voor een derde deel. Voor de periode 2019-2021 is het provinciale aandeel voor Overijssel € 1.072.000. Wij stellen u voor om voor de periode 2019-2021 een bedrag van incidenteel € 1.072.000 beschikbaar te stellen uit de Algemene Reserve en dit bedrag te storten in de nieuw in te stellen reserve Drinkwater. De spelregels voor deze reserve werken we uit in de Begroting 2019.

Herijking OV tactiek

De ombouw van het openbaar vervoer (besluit uit 2014) wordt met een beheersbaar begrotingsevenwicht in 2018/2019 bereikt. De transitie gaat echter de komende jaren nog volop door. Wij reserveren daarom € 10 miljoen van het huidige budget om de doorontwikkeling van het OV, zowel vervoerkundig als duurzaam, ook de komende vijf jaar voort te zetten. We besteden jaarlijks circa € 500.000 aan verduurzaming en vernieuwing van het OV, circa € 1.000.000 aan het verbeteren van de mobiliteitsmix (subsidies alternatieve vervoerssystemen en financiering van deels onrendabele deelsystemen), circa € 300.000 voor slimme mobiliteit en mobiliteitsknooppunten/hubs en circa € 200.000 aan proceskosten. Het resterende budget van € 17,8 miljoen voor de herijking van het OV valt vrij.

75 jaar bevrijding Overijssel

In april 2020 is het 75 jaar geleden dat Overijssel door de Canadezen werd bevrijd. Wij stellen voor dit lustrum op een passende manier te vieren met een programma ’75 jaar bevrijding in Overijssel’. In 2019 maken wij hiervoor reeds voorbereidingskosten. Wij vragen u in totaal € 500.000 beschikbaar te stellen vanuit de Algemene Reserve, waarvan € 150.000 voor 2019 en € 350.000 voor het jaar 2020.

Participatiewet

De uitvoering van de Participatiewet is lastig. De match tussen de doelgroep en regulier werk is zelden 100% sluitend. Door de Quotumwet is een extra inspanning van ons vereist om voldoende participatiebanen te creëren. Zo zullen wij in 2018 20 participatiebanen moeten hebben gerealiseerd. Wij beraden ons op de meest kansrijke strategie daarvoor. Ons uitgangspunt is dat wij verdringen willen voorkomen en dus uitbesteedde taken niet opnieuw willen inbesteden. Dat betekent echter wel dat wij, om het quotum te halen, steeds meer banen moeten creëren die aanvullend zijn op de provinciale taken.

Bij de Perspectiefnota 2017 heeft u ten aanzien van de participatiewet besloten dat de taakstelling voor participatiebanen binnen het bestaande personeelsgebondenbudget dient te worden gedekt. Omdat het steeds meer gaat om niet bestaande, maar nieuw gecreëerde taken en het aantal participatiebanen ieder jaar stijgt, kunnen we niet uitsluiten dat we aanvullende middelen voor het personeelsgebondenbudget nodig hebben. Voor zover dat aan de orde is komen we daarop terug in de Begroting 2019.

Wet Houdbare Overheidsfinanciën
In Europees verband zijn afspraken gemaakt over de begrotingsdiscipline van de lidstaten. De regels voor het beheersen van de overheidsfinanciën zijn in Nederland verankerd in de wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF). Op grond van deze wet dienen decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning te leveren aan de beheersing van het EMU-saldo. Dit saldo is het totaal aan inkomsten minus uitgaven van het Rijk, sociale fondsen en decentrale overheden tezamen. Bij een nadelig saldo wordt gesproken van een Economische en Monetaire Unie (EMU) -tekort. Voor onze provincie betekent dit dat wij naast de bestaande begrotingsdiscipline binnen het baten-lastenstelsel ook te maken hebben met een normering van uitgaven gemeten aan de hand van het EMU-transactiestelsel. Door afwijkende Europese boekhoudregels is het mogelijk dat deze sluitende begroting wel resulteert in een begroting met een EMU-tekort. In het InterBestuurlijkProgamma (IBP) zijn hierover aan het begin van 2018 de volgende afspraken gemaakt:

• Het Rijk en de decentrale overheden zijn in Nederland samen verantwoordelijk voor gezonde overheidsfinanciën. Op grond van de Wet houdbare overheidsfinanciën (hof) leveren het Rijk en de decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning aan het bereiken van houdbare overheidsfinanciën in Nederland.
• In lijn met het Regeerakkoord en in overeenstemming met de Wet hof maken we afspraken over het aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo voor de jaren 2019 – 2021 (of 2022). De invulling van een ‘gelijkwaardige inspanning’ door de decentrale overheden aan het EMU-saldo van de collectieve sector is een politiek-bestuurlijke weging.
• We maken afspraken over een basispad (op basis van raming CPB) voor het EMU-saldo en een iets ruimere EMU-norm (als buffer), zodat bij een beperkte afwijking niet direct sprake is van escalatie naar het correctiemechanisme. De komende tijd wordt in de werkgroep Financiën van het interbestuurlijk programma een besluit voorbereid zodat de bestuurlijke weging kan plaatsvinden in het voorjaar/Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv).

Vennootschapsbelasting
Sinds 1 januari 2016 is de Wet Vennootschapsbelasting (VpB) ook van toepassing op decentrale overheden. De activiteiten van de provincie zijn – kortweg – belast voor de VpB, indien en voor zoverre bij een activiteit sprake is van een onderneming, die deelneemt aan het economisch verkeer om daaruit een structureel voordeel te behalen.

Om de consequenties in kaart te brengen heeft onze fiscaal adviseur een scan gemaakt van de gehele organisatie. Daaruit zijn vijf activiteitengebieden naar voren gekomen waar mogelijk VpB heffing zou kunnen spelen. De fiscaal adviseur heeft aan het Bureau Belastingplicht Overheidsondernemingen een onderbouwde standpuntbepaling voorgelegd, met als strekking dat geen formele VpB plicht van toepassing zou zijn voor:
a.   treasury / vermogensbeheer
b.   verbonden partijen
c.   nazorgfonds
d.   leges
e.   grondbeheer

De Belastingdienst heeft met deze stellingname ingestemd, behoudens een specifiek onderdeel van de leges en één facet van het grondbeheer waar nadere vragen over zijn gesteld.
De verwachting van onze fiscaal adviseur is dat ook hier geen sprake zal zijn van een belaste activiteit, althans dat het effect van deze belastingplicht gering zal zijn. De belastingplicht van overheidslichamen zal in de komen jaren verder uitkristalliseren. Gezien de afstemming die al heeft plaatsgevonden met de Belastingdienst, hebben wij de verwachting dat het beeld van de VpB plicht van de provincie niet nog wezenlijk zal wijzigen.

Betekenisvollere P&C-cyclus

In de afgelopen jaren is in verschillende Statenvergaderingen, commissies en de auditcommissie stil gestaan bij de Planning en Controlcyclus als instrument voor de kaderstellende en controlerende rol van Provinciale Staten. Daarnaast hebben wij in de Perspectiefnota 2018 aangegeven te willen komen tot een betekenisvollere Planning en Controlcyclus. In afstemming met de auditcommissie zetten wij in de aanloop naar de Begroting 2019 stappen om hier een concreet vervolg aan te geven. U bent hier door de auditcommissie schriftelijk over geïnformeerd. In het najaar 2018 verwachten wij de eerste resultaten met u te kunnen delen.