Energietransitie

In het regeerakkoord is een ambitieuze doelstelling van 49 procent CO2-reductie in 2030 opgenomen. Dit is een hogere ambitie dan in het Nationaal Energieakkoord en het programma Nieuwe Energie Overijssel voor 2023 en in de Omgevingsvisie Overijssel voor 2030 is opgenomen. Voor 2050 ligt de doelstelling op 80-95% reductie van CO2-emissies.

In het Interbestuurlijk Programma is een nationale programmatische aanpak afgesproken om deze doelstellingen te halen. Doelen en aanpak (wie doet wat) worden vastgelegd in een maatschappelijk klimaat- en energieakkoord. Dit akkoord wordt naar verwachting eind 2018 gesloten. Afspraken worden gemaakt voor vijf sectoren die allemaal een eigen doelstelling hebben. Het betreft de gebouwde omgeving, de industrie, de mobiliteitssector, landbouw en landgebruik en de elektriciteitssector.

Bij de inbreng van decentrale overheden staat de ontwikkeling en uitvoering van regionale energie- en klimaatstrategieën centraal. In de strategieën komen de maatregelen die voor verschillende sectoren worden afgesproken ruimtelijk samen. Regionaal wordt naar een slimme verbinding van maatregelen gezocht. Dit is ook het schaalniveau waarop maatschappelijke acceptatie geconcretiseerd kan worden.

De omvang van de opgave is groot. Het gaat daarom de komende jaren zowel om ‘meters maken’ als om ‘meters voorbereiden’. Meters maken doen we via ons programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023. Dat biedt een stevig fundament qua maatregelen en qua organisatie. Meters voorbereiden doen we met de regionale klimaat en energiestrategieën. In aanvulling op de middelen die voor het programma Nieuwe Energie Overijssel (NEO) beschikbaar zijn tot 2023, zijn aanvullende middelen nodig voor deze periode. Hierover worden afspraken verwacht in het maatschappelijk Klimaat en Energie Akkoord dat in 2018 gesloten zal worden.

Meters maken
In aanvulling op de afspraken in het programma Nieuwe Energie Overijssel willen we in 2019 inzetten op warmteprojecten en aardgasvrije wijken en op het energieneutraal maken van maatschappelijk vastgoed.
Ter vervanging van aardgas willen we extra investeren in duurzame warmteprojecten: geothermie in de gebouwde omgeving en het transport van warmte naar de warmtevragers die nu vaak nog aardgas gebruiken. Hiervoor zoeken we strategische partners op nationaal en regionaal niveau, zoals Enexis. Door zelf mee te investeren in deze projecten kunnen we ze sturen en versnellen. In 2019 willen we projecten starten voor het aardgasvrij maken van 20-40 (van de 600) wijken in Overijssel in een wijkaanpak. Ervaringen van onze samenwerking met andere overheden delen we regionaal en nationaal.

Het regeerakkoord en Europese regelgeving vragen publiek vastgoed als eerste zo energieneutraal mogelijk te maken. Meer dan de helft van de basisscholen in Overijssel heeft een slecht binnenklimaat en een laag energielabel. Energierenovatie van deze scholen vraagt een investering van circa 150 miljoen euro van gemeenten en schoolbesturen. Onder meer door de lage energieprijzen en het bekostigingsmodel gebeurt er te weinig en komt renovatie niet of langzaam van de grond. Wij zien een oplossing in een faciliteit die renovaties mogelijk maakt. Zo kunnen we kennis inbrengen en risico’s wegnemen die gemeenten en schoolbesturen ervan weerhouden om te renoveren. Energierenovatie van scholen biedt de bouwsector kansen om te innoveren en ervaring op te doen met circulaire economie en zuinig gebruik van grondstoffen.

Meters voorbereiden
De regionale klimaat- en energiestrategieën ontwikkelen we met medeoverheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en inwoners en met aanliggende gebieden in Twente en West-Overijssel. Met de strategieën wordt vastgelegd wat regionaal gedaan gaat worden om de doelstellingen voor 2030 te halen met een doorkijk naar 2050.

De provincie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke effecten van energietransitie. De regionale strategieën worden vastgelegd in onze omgevingsvisie. Provincies hebben een rol in alle vijf sectoren. We zetten ons organiserend vermogen en onze kennis in om tot geaccepteerde strategieën te komen. Met onze bevoegdheden en onze middelen, bijvoorbeeld het programma NEO en het Energiefonds, dragen we actief bij aan de uitvoering van de strategieën.

Voor de gebouwde omgeving zijn bovenstaand voorbeelden gegeven. Bij industrieclusters van grootverbruikers kan de provincie bijdragen aan een gebiedsgerichte aanpak. Voor landbouw en landgebruik ligt er een belangrijke relatie met de verduurzaming van het landelijk gebied (zie verderop in deze paragraaf). Duurzame opwekking van energie heeft sterke verbinding met de ruimtelijke vertaling van de maatregelen.

Voor de mobiliteitssector wordt op duurzame mobiliteit ingezet door verminderen, veranderen en verbeteren. We faciliteren nieuwe vormen van deelmobiliteit en mobiliteitsdiensten die mogelijk gemaakt worden door de toegenomen digitalisering. We stimuleren beter benutten van relatief milieuvriendelijke vervoerwijzen, zoals vervoer over water en fietskoeriers. We elektrificeren regionaal spoor en volgens landelijke afspraken worden alle OV-bussen op termijn elektrisch aangedreven. De provincie faciliteert de markt bij de realisatie van een voldoende dekkend netwerk van tank- en laadinfrastructuur voor schone brandstoffen.

Klimaatadaptatie
We hebben een regionaal adaptatieplan opgesteld om onze leefomgeving bestand te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hiermee geven we invulling aan de afspraken die in het kader van het  Deltaprogramma zijn gemaakt. We hebben daarmee ook een goede basis gelegd voor het onderdeel klimaatadaptatie uit het Interbestuurlijk Programma waarvoor in 2018 een Bestuursakkoord Klimaatadaptatie wordt afgesloten.

Met waterschappen en gemeenten werken we aan projecten waarin we praktijkkennis opdoen, o.a. in werkateliers, kennismarkten en de Climate Campus. Dit om de doelstellingen te halen en (onnodige) extra kosten voor herinrichting van de leefomgeving op termijn te voorkomen. Een voorbeeld is de herinrichting van het Lubeckplein in Zwolle: met maatregelen als andere gevels en groen knapt het plein op en is het beter bestand tegen extreme regenval en hittegolven. In 2019 gaan we door met aanvullende pilots. Om hier uitvoering aan te geven vragen wij u in 2019 incidenteel € 150.000 beschikbaar te stellen uit de Algemene Reserve.

In het Bestuursakkoord worden afspraken vastgelegd over het consequent meenemen van klimaatbestendigheid bij ruimtelijke ontwikkelingen. In 2050 moet heel Nederland klimaatbestendig zijn. Naar verwachting zal aan de uitvoering van het Bestuursakkoord ook inzet van provinciale middelen verbonden zijn ter cofinanciering van middelen van Rijk en medeoverheden.  

Voor waterveiligheid worden in het Deltaprogramma afspraken gemaakt. Met investeringen in IJsseldelta Zuid en de IJssel-Vechtdelta leveren we een stevige bijdrage. Voor de lange termijnambitie voor waterveiligheid voor het Rivierengebied worden nadere afspraken voorbereid. Het is nu nog niet bekend in hoeverre deze afspraken ook een financiële bijdrage van de provincie Overijssel vragen.

Circulaire economie
Een circulaire economie vraagt om een verandering van productieprocessen en consumptiepatronen. Het gaat om een transitie op het gebied van economie, sociaal en ecologie. Een verandering die we alleen kunnen realiseren als we er samen de schouders onder zetten. De praktijk wijst uit dat het mogelijk is om te vergroenen én te verdienen. Sterker nog: verduurzaming is noodzakelijk om in de toekomst nog te kunnen verdienen. Ook omdat primaire grondstoffen steeds schaarser worden, of de bronnen hiervoor uitgeput raken.

In onze omgevingsvisie hebben we opgenomen dat we in Overijssel streven naar het beperken van afval en naar het duurzaam omgaan met afval. Dit betekent in eerste instantie inzet op preventie en hergebruik. Als stip op de horizon hebben we de ambitie om toe te groeien naar een circulaire economie: een economie die spaarzaam omgaat met grondstoffen en waarin reststoffen maximaal worden hergebruikt. We hebben als provincie het nationale grondstoffenakkoord ondertekend. Hiermee hebben we ons verbonden aan een ambitieuze doelstelling: 50% minder primair grondstofverbruik in 2030 en 100% circulair in 2050. De transitie vindt plaats via de landelijke transitie-agenda’s van verschillende economische sectoren. 

We komen in 2018 met een programma voor circulaire economie voor 2018-2019 met een doorkijk voor daarna. Hierin vertalen we met partners de landelijke transitie-agenda’s naar Overijssel. We koppelen ze aan de sterke kanten van Overijssel, aan de (top)sectoren en aan activiteiten uit lopende programma’s. Met kennispartners ontwikkelen we een systeem om de circulaire economie te monitoren. We leren door het uitvoeren van concrete projecten en sluiten aan bij wat er al loopt. We doen ervaring op met circulair inkopen. Het programma circulaire economie zal vrijwel volledig gefinancierd worden via de lopende programma’s. Wij vragen aanvullend in 2019 incidenteel € 500.000 beschikbaar te stellen uit de Algemene Reserve.

We werken al aan circulaire aanleg en beheer & onderhoud van onze provinciale (vaar)wegen. We verwachten dat in de toekomst hogere duurzaamheidseisen gesteld worden aan onze provinciale infrastructuur. Om hieraan te voldoen zijn mogelijk op termijn aanvullende financiële middelen nodig.

Verduurzaming landelijk gebied

We zetten ons in voor een vitaal en leefbaar landelijk gebied met een duurzame landbouw en een mooi landschap. In het landelijk gebied komen energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie en verduurzaming van de landbouw, het versterken van de leefbaarheid en het herstellen van de biodiversiteit samen. Tussen deze transities en opgaven zijn er raakvlakken en dwarsverbanden. Dit vraagt om een integrale aanpak en samenwerking tussen partijen. In het kader van onze strategieontwikkeling landelijk gebied verkennen wij met onze partners de aanpak om deze transities en opgaven toekomstbestendig en samenhangend op te pakken. In IPO-verband maken we in het kader van het Interbestuurlijk Programma afspraken met het Rijk, de UvW en VNG over versterking van de samenwerking bij de transities en opgaven in het landelijk gebied.

Hieronder staan we stil bij de concrete invulling van de verduurzaming van het landelijk gebied.

Het vijfde spoor van het klimaatbeleid: landbouw en landgebruik
In het regeerakkoord is een ambitieuze doelstelling voor CO2-reductie opgenomen. De eerste vier sporen van het nationale klimaatbeleid gaan over het terugdringen van CO2-emissies als gevolg van energieverbruik. Het vijfde spoor richt zich op het terugbrengen van de emissies van broeikasgassen als methaan en lachgas vanuit de landbouw en van broeikasgassen uit de (veen)bodem. In het regeerakkoord is een taakstelling opgenomen voor de periode tot 2030. Voor de periode na 2030 wordt een veel grotere opgave voorzien. Deze heeft een forse impact op de landbouw en met name de veehouderij. Wij maken in IPO-verband in het kader van het IBP en het Nationale Klimaat- en Energieakkoord nadere afspraken over de acties in het vijfde spoor.

Bodemdaling veenweidegebieden
De veenbodem in Noordwest Overijssel daalt. Dit heeft onder meer gevolgen voor klimaat (door vrijkomend CO2), wegen en huizen (verzakking), natuur (verdroging) en landbouw. Binnen het Interbestuurlijk Programma hebben wij afgesproken de bodemdaling in veenweidegebieden aan te pakken in samenhang met andere vraagstukken in deze gebieden, zoals het verminderen van broeikasgasemissies en de verduurzaming van de landbouw. Wij maken in IPO-verband in het kader van het Nationale Klimaat en Energieakkoord nadere afspraken over de aanpak van de veenweidegebieden. Vooruitlopend hierop voeren we met het Waterschap Drents Overijsselse Delta een verkenning uit naar de kansen en knelpunten in de Overijsselse veenweidengebieden.

Doorontwikkeling van het natuurbeleid
Eind 2017 heeft u het nieuwe natuurbeleid vastgesteld en een aanvullend investeringsbudget beschikbaar gesteld voor 2018 en 2019. Van beschermen gaan we naar beschermen, beleven én benutten. Wij continueren onze inzet op de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland, inclusief de Natura 2000-gebieden, waarin natuurgebieden met elkaar en met het agrarisch gebied zijn verbonden. Daarnaast zetten we in op de nieuwe thema’s Natuur en economie, Natuur dichtbij, Landschap en Soorten. Dit doen wij in nauwe samenwerking met onze partners, die een deel van de acties trekken. Op basis van de leerervaringen werken wij onze aanpak voor deze thema’s verder uit. In de loop van 2019 leggen wij u voorstellen voor over het vervolg.
Zoals aangekondigd in het investeringsvoorstel willen we investeren in de ondersteuning van vrijwilligers, de zogenoemde tellers (van soorten), vertellers (over de natuur) en herstellers (van het landschap. Het beroep dat het nieuwe natuurbeleid op vrijwilligers doet neemt toe en draagt bij aan sociale kwaliteit. Dat betekent dat ook de ondersteuningsbehoefte (zoals opleiding en het beschikbaar stellen van materialen) groter is. De financiering van de ondersteuning voor vrijwilligers loopt in 2018 af. Wij vragen u vanaf 2019 structureel € 400.000 beschikbaar te stellen vanuit de Algemene Reserve.

Verduurzaming Agro & Food

We stimuleren verduurzaming van bedrijven in de Agro&Foodsector. Nieuwe verdienmodellen maken het mogelijk geld te verdienen met verduurzaming. Voorbeelden hiervan maken we zichtbaar in de innovatielabs en in 2018 met de Overijsselse Keten van Eten tour.

Om aan de milieudoelstellingen (Programmatische Aanpak Stikstof) te kunnen voldoen denken we na over milieu-innovatie in de landbouw. We ontwikkelen daarvoor een langetermijnstrategie Agro & Food. Eind 2018 brengen we de resultaten van het Uitvoeringsprogramma Agro & Food en van de langetermijnstrategie samen. Vervolgens leggen we keuzes voor over het vervolg na afloop van het huidige programma in 2019.

Met Gelderland zetten we in op samenwerking voor de verduurzaming van de Agro&Foodsector. Er zijn concrete initiatieven voor Mineral Valley Twente en voor de Eiwittransitie. Deze worden nu ondersteund uit het Uitvoeringsprogramma Agro & Food. Ons streven is dat het Rijk actief aansluit bij deze inzet.

We evalueren het uitvoeringsprogramma landbouwstructuurversterking (o.a. kavelruilprojecten). De eerste resultaten verwachten we eind 2018.

Toekomstgerichte erven
Leefbaarheid op het platteland is gebaat bij duurzame, toekomstgerichte erven. Deze dragen bij aan doelen op het gebied van onder meer energie, milieu, economie en leefbaarheid. Dit vraagt om een integrale aanpak. Maatregelen variëren van het verwijderen van asbest, plaatsen van zonnepanelen, sloop van overbodige gebouwen, ruimte voor alternatieve bedrijfsactiviteiten tot het levensloopbestendig maken van woningen.

Er gebeurt al veel. Eigenaren in het landelijk gebied zien en benutten kansen. Bedrijven dragen  oplossingen aan (bijvoorbeeld daklease voor zonnepanelen). We vinden het belangrijk dat goede voorbeelden worden gedeeld en eigenaren begeleiding en financiering kunnen krijgen.

In de pilot toekomstgerichte erven in Hof van Twente kijken we wat er nog nodig is om erven klaar te maken voor de toekomst. We willen dit uitbreiden naar heel Overijssel en zorgen dat eigenaren daadwerkelijk aan de slag gaan. Met het Rijk willen we bezien of deze aanpak opgeschaald kan worden en kansen biedt voor cofinanciering uit de regio-enveloppe van het Regeerakkoord.

Inspiratie halen we ook uit de methodiek ‘Overijssel op Streek’ (zie onderdeel Goed Bestuur). Voor het toekomstbestendig maken van erven en met name de aanpak van VAB’s willen we vanuit ‘Overijssel op Streek’ erftransities ondersteunen en een aantal experimenten en verkenningen uitvoeren. Door breed op zoek te gaan naar kansrijke, vernieuwende voorbeeldprojecten (pilots) en de gewenste leerervaringen centraal te stellen, kunnen we in de praktijk ervaren waar kansen en belemmeringen liggen. Zoals kansen voor huisvesting voor jongeren en ouderen, voor energie en asbestsanering of belemmeringen voor functiewijziging. De ervaringen gaan we benutten voor het opschalen van de aanpak voor toekomstgerichte erven. Om deze experimenten en verkenningen voor VAB's te doen vragen wij u in 2019 incidenteel € 250.000 beschikbaar te stellen.

Voor 1 januari 2024 moeten alle asbestdaken gesaneerd zijn. Een beperkt deel van de eigenaren kan de financiering daarvan niet zelf rond krijgen. In uw Statenvergadering van 11 april jl. heeft u een motie aangenomen, waarin u vraagt te onderzoeken hoe deze eigenaren in staat gesteld kunnen worden toch hun asbestdak te saneren. Wij komen voor de zomer van 2018 –zo mogelijk voor uw behandeling van deze Perspectiefnota– met een voorstel, waarbij we onder andere zullen aangeven of het mogelijk is voor deze doelgroep een fonds op te richten van waar uit eigenaren die niet op reguliere wijze de sanering en het nieuwe dak kunnen financieren een lening kunnen krijgen. Wij onderzoeken of zo’n fonds ook onderdeel kan worden van de toekomstgerichte-erven-aanpak en daarmee van de regio-enveloppe van het Regeerakkoord.

Wonen in een aantrekkelijke leefomgeving

Naast de hierboven besproken transities (energie, klimaatadaptatie, circulaire economie verduurzaming landelijk gebied) werken we aan het wonen in een aantrekkelijke leefomgeving. Dit doen we door na te denken over een toekomstbestendige inrichting van steden. En door de woonopgave meer te richten op de benodigde kwaliteit en in te spelen op veranderende behoeften. We geven ruimte aan inwoners voor eigen initiatieven om de leefbaarheid te vergroten (via het programma sociale kwaliteit). De ontwikkeling van vliegveld Lelystad vraagt om extra aandacht.

Transformatie van steden
Steden veranderen. Ontwikkelingen als vergrijzing, klimaatadaptatie, energietransitie en sociale tweedeling hebben impact op de inrichting van onze steden, maar bieden ook kansen voor de stad van de toekomst. In de stad komen veel opgaven samen zoals duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en klimaatadaptatie. We benutten kansen door hier bijvoorbeeld bij de aanpak van leegstand en de (her)inrichting van de openbare ruimte rekening mee te houden.

Door aan te sluiten bij de energie, ideeën en initiatieven van ondernemers en bewoners versterken we de vitaliteit van steden. De stadsbeweging en de woonkeuken zijn voorbeelden van deze netwerkaanpak. In deze netwerken worden goede voorbeelden gedeeld, onderzoeken gedaan en initiatieven genomen. We helpen ideeën verder tot plannen en uitvoering, ondersteunen stadsarrangementen voor concrete projecten en de HMO voor de grotere gebiedsontwikkelingen in de stad.

Onze rol verschilt, want elk gebied en elke stad kent zijn eigen dynamiek en dat vraagt maatwerk. De gevolgde aanpak werkt, blijkt uit een evaluatie en sluit aan wat onze partners en inwoners van ons vragen. Deze kennis en aanpak benutten we in 2019 om met voorstellen te komen die benut kunnen worden voor een volgend coalitieakkoord.

Kwalitatieve woonopgave
Demografische trends als vergrijzing en de toename van eenpersoonshuishouden beïnvloeden de gewenste kwaliteit van onze woonopgave. Tot voor kort lag de nadruk vooral op het in balans brengen van vraag en aanbod, het voorkomen van overprogrammering. Voldoende kwantiteit blijft belangrijk, maar meer aandacht is nodig voor de kwaliteit.

Bij vergrijzing is wonen met zorg een van de thema’s die aandacht vraagt. Breder bezien gaat het ook om het aantrekkelijk houden van de leefomgeving in onze provincie voor alle leeftijdsgroepen.

In 2019 willen we meer invulling geven aan onze rol bij de kwaliteitsaspecten van de woonopgave. Daarmee beginnen we door te verkennen welke invloed de trend van ouder wordende bevolking op onze fysieke leefomgeving heeft. We willen onderzoeken welke vragen dit oplevert en wat mogelijke ontwikkelingsrichtingen zijn. Het initiatiefvoorstel van uw Staten over “de toekomst van het Overijssels Platteland” kan hier voor de woonopgaven voor jongeren én ouderen in het landelijk gebied een belangrijk impuls aan geven. Vanuit domotica ligt hier overigens ook een relatie met het thema digitalisering.

Sociale kwaliteit
Het programma sociale kwaliteit benut en stimuleert ideeën en initiatieven van inwoners en organisaties die hun omgeving mooier en socialer maken. Fysieke investeringen van de provincie in een aantrekkelijke leefomgeving komen hiermee optimaal tot hun recht. Het programma speelt bovendien in op demografische trends (vergrijzing, langer thuis wonen) en geeft invulling aan ons streven naar goed bestuur, een meervoudige democratie en een leefbaar landelijk gebied.

Dat gebeurt door het ondersteunen van lokale en regionale initiatieven rond leefbaarheid, nieuwe diensten en voorzieningen en rond ontmoetingen binnen en tussen gemeenschappen en initiatiefnemers. Denk aan zorgcoöperaties, nieuwe diensten of activiteiten van multifunctionele of sportvoorzieningen of optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die digitalisering biedt.

Vliegveld Lelystad
De herindeling van het luchtruim is voor u een belangrijke voorwaarde voor ingebruikname van Lelystad Airport. Herindeling biedt ruimte om hoger te vliegen van en naar deze luchthaven. Een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Overijssel vraagt om het beperken van de geluidsoverlast van vliegverkeer voor onze inwoners. Aan de andere kant willen we dat als het vliegveld toch open gaat dat onze inwoners profiteren van de economische kansen die de ontwikkeling van het vliegveld biedt.

Het Rijk betrekt belanghebbende partijen de komende jaren bij de herindeling. Wij willen graag een goede bijdrage leveren aan dit proces, dat wij zien als een voorbeeld van meervoudige democratie. Omdat wij goed beslagen ten ijs willen komen en een actieve bijdrage willen leveren, vraagt dit een investering in capaciteit en middelen voor inhuur van kennis en (voor)financiering van in ieder geval een goede nulmeting rondom geluidsbeleving. Voor de inhuur van kennis en de nulmeting rondom geluidsbeleving vragen wij u in 2019 incidenteel € 400.000 beschikbaar te stellen.

Naast een nulmeting van de geluidsbeleving hechten wij ook aan een meetnet voor geluid. Wij zijn in overleg met het Rijk over een meetnet die zich niet alleen beperkt tot de directe omgeving van Lelystad Airport, maar dat zich breed uitstrekt in de regio. Financiële consequenties voor de provincie kunnen niet uitgesloten worden.